Job 2

‘Naakt werd ik geboren,’ zei hij, ‘en ik zal naakt zijn wanneer ik sterf. De Here gaf mij alles wat ik bezat, Hij heeft het mij nu weer afgenomen. Gezegend is de naam van de Here.’ 1Het kwam niet bij Job op onder deze omstandigheden te zondigen en God de schuld te geven. 2

De ziekte van Job

3De engelen verschenen opnieuw voor de Here en Satan was er ook weer bij. 4‘Waar komt u nu vandaan?’ wilde de Here van Satan weten. ‘Ik heb een tocht over de aarde gemaakt,’ was Satans antwoord. 5‘En, hebt u nu op mijn dienaar Job gelet?’ vroeg de Here. ‘Hij is een voortreffelijk man, hij heeft ontzag voor God en gaat het verkeerde uit de weg. Hij heeft zijn geloof in Mij behouden, ondanks dat u Mij overhaalde u toe te staan hem zonder reden kwaad te doen.’ 6
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Job 2:5.
7
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Job 2:4-5.
‘Zijn eigen huid is hem het meeste waard,’ vond Satan. ‘Een mens zal alles doen om zijn leven te redden. Laat hem maar eens goed ziek worden, dan vervloekt hij U midden in uw gezicht!’
8‘Doe met hem wat u wilt,’ antwoordde de Here, ‘maar laat hem in leven.’

9Satan verliet de Here en trof Job met vreselijke zweren. Van top tot teen zat hij onder. 10Job pakte een potscherf om zich mee te krabben en ging buiten de poort midden in het stof en vuil zitten. 11Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Blijf je nog steeds zo gelovig, ondanks alles wat je moet meemaken? Vervloek God toch en sterf!’ 12Maar hij antwoordde: ‘Dat is dom gepraat. Verwachten wij alleen maar goede dingen uit de hand van God en nooit tegenslag of moeilijke dingen?’ Ondanks al deze tegenslagen kwam er geen verkeerd woord over Jobs lippen.

13Toen drie vrienden van Job hoorden van het leed dat hem getroffen had, spraken zij af naar hem toe te gaan om hem te troosten en te bemoedigen. Het waren Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma.
Copyright information for NldHTB